Boeken / Fictie

Groen glanzende tuinen vol taaie sinaasappelbomen

recensie: Peter Ghyssaert - Ezelskaakbeen

.

Laat je blik over het openingsgedicht ‘De strijkstok’ schuiven en je vermoeden is bevestigd: muziek is nog altijd een prominent thema in Ghyssaerts werk. Wel is Ezelskaakbeen compacter dan zijn eerdere werk. Waar Cameo (1993) bijvoorbeeld haast een tuin is waarin je bijna als een kind van steen naar steen langs de verzen springt (een pad gelegd langs onder andere het prachtige gedicht ‘De vijver’), zo waan je je in Ezelskaakbeen meer een vorsende botanist. Als je de gedichten van dichtbij beziet, groeien ze tot bijzondere soorten.

Exoten


Al taxonomerend ontdek je van alles in de bundel. Typische Ghyssaerts, zoals zijn prozagedichten – een genre dat de dichter met een decadentistische zucht vanaf Kleine lichamen (2005) in zijn oeuvre plantte –  maar ook exoten. De meest in het oog springende is ‘De koningtabel’, een gedicht vol namen van Britse vorsten en hun regeringsperioden. Het begin daarvan lijkt een spore van de poëzie van Borges, die natuurlijk nergens in diens werk voorkomt.

De koningtabel

Creoda of Crida: koning van 585 tot 593;
Pybba: koning van 593 tot 606;
Ceorl: koning van 606 tot 626;
Penda: koning van 626 tot 655;
    mogelijk een gedeeld koningschap; gevallen op het slagveld.
Eowa: koning van 635 tot 642;
    co-heerser en mogelijke rivaal.
Peada: koning van 635 tot 656;
    vermoord. Peada was onderkoning van Midden-Anglia
    en gedurende een korte periode onderkoning van Zuid-Mercia
    na 655.
Wulfhere: koning van 658 tot 675;
Athelred: koning van 675 tot 704;
    troonafstand: trok zich in een klooster terug.
Cenred: koning van 704 tot 709;
    troonafstand: ging als monnik naar Rome.
Ceolred: koning van 709 tot 716;
    krankzinnig gestorven; mogelijk vergiftigd. Het is

een mooie ochtend, zeldzaam helder voor deze contreien;
heuvels liggen koud en afgevlagd aan de horizon; er is
een stilte om van te genieten of
te betwijfelen.

Ik ben mijn naam vergeten; elke letter
kan de eerste letter zijn.

Iemand die net als ik zijn naam kwijt is
zal straks het bassin met parelgrijze verf omverkieperen.

Maar nu staat hij in dezelfde stilte
te genieten of te twijfelen.

Bijzonder sensitief is de volta aan het einde van de koningtabel die in het gedicht is opgenomen. Mogelijk komt dit door de perspectivische verandering: na een algemene opsomming is hier plotseling een anonieme mens aan het woord. De laatste strofen van het gedicht zijn dan ook typische Ghyssaert-strofen, want ook de stilte, de vergetelheid en de eindigheid hebben een plek in het gedicht. Bij Borges zouden die al gauw in het kader van de herinnering staan.

De broekspijp van een reus

Het gedicht ‘Van de loper die per ongeluk in een baan om de zon terechtkwam’ kan eveneens zijn aangewaaid. Het roept vluchtige associaties op met het ongebreideld fantasierijke Kosmikomische verhalen (1965) van Italo Calvino, al speelt het gedicht zich niet in het heelal af, maar in een alomvattende boomgaard.

Hij wilde niet, maar het gebeurde; de bocht
was veel te wijd, de broekspijp
van een reus.

Langs groen glanzende tuinen ging de weg, vol
taaie sinaasappelbomen.

Ook dit gedicht verwijst naar een aan een andere dichter ontsproten vers:

Lopende
viel hij in slaap, en slapend
liep hij langs de vruchten
en hun schil vol wonderlijke olie,

De strofe is niet te lezen zonder aan de opening van J.C. Bloems (zijn naar de natuur verwijzende naam is in deze weinig opmerkelijk) ‘Insomnia’ te denken. Ghyssaerts vers verleent zijn kracht aan een aantal mooie beelden, waarvan de wijde bocht die als een broekspijp van een reus wordt omschreven het meest in het oog springt.

Smakeloze avond


Een gouden ei is de bundel evenwel niet. Enerzijds bevat Ezelskaakbeen sterk beeldende, soms zelfs ontwrichtende gedichten en past de bundel gezien de thematiek binnen Ghyssaerts oeuvre, anderzijds heeft hij soms iets opgedofts. Dat komt door romantische frasen als ‘verspilde pijn’ en ‘misbruikte tijd’. Ook draagt de neiging tot het vage daaraan bij. Neem ‘De avond eindigt hier’:

Nooit helemaal begrepen,
nooit volledig naakt, nooit gevuld,
maakt ruimte tussen de spaken
van een draaiend wiel
de avond goed

en doet iets aan een roerloze,
verfomfaaide, misbruikte tijd
– en gaat voorbij.

De smakeloze avond
eindigt hier, in nuchter,
exploderend licht

maar het wiel, dat de ruimte
met zich meegenomen heeft
naar het einde van de weg, 
draait nog

en in het vergezicht
verzinnen we daarom een bocht
en verder niets.

De regel ‘naar het einde van de weg’ is én overbodig én te symbolisch en daarmee samenhangend, erg abstract. Het einde van het gedicht is evenwel ijzersterk. Daarmee is ‘De avond eindigt hier’ een aardig voorbeeld van Ghyssaerts bundel: vol sterke beelden en sensitieve verzen, maar evenmin verstoken van onkruid. Er had meer geschoffeld kunnen worden.