Boeken / Non-fictie

De dovemansoren van Jan Donkers

recensie: Jan Donkers - Mijn muziek

Ouder worden is moeilijk. Dat deprimerende levensfeit aanvaarden is nog lastiger. Radiomaker en schrijver Jan Donkers koos ervoor de kop in het zand te steken en de tijd stil te zetten ergens rond 1975. Wat zich daarna muzikaal afspeelt kan hem niet echt boeien, op het werk van oude helden en vertegenwoordigers van wat we bij gebrek aan een betere term ‘Americana’ noemen na dan.

Donkers geeft het zelf toe: zonder de boekenweek en het thema van dit jaar zou zijn bundel verhaaltjes uit de oude doos nooit tot stand zijn gekomen. De verantwoordelijkheid ligt dus gedeeltelijk bij de organiserende CPNB. Als vorm koos Donkers voor een dictionaire, een alfabetische lijst die begint met Americana – komt dat even goed uit – en die eindigt bij Zappa, waarmee ook meteen de twee categorieën waarin de stukjes vallen hun illustratie hebben gevonden: Donkers haalt herinneringen op aan de goede oude tijd en aan de artiesten die hij mocht ontmoeten, en hij vertelt over de muziek die er heden ten dage nog toe doet – in zijn eigen extreem bekrompen visie. Tussendoor pusht hij schaamteloos zijn andere boeken en het werk van zijn eigen zoon, die – toeval of niet – in dezelfde branche werkzaam is als papa. Een aantal van de bijdragen is elders al eerder gepubliceerd en tot overmaat van ramp bevat het boek een cd met opnamen van favoriete artiesten.

Elektrische gitaar

~

Centraal in het geografische tuintje waar Donkers zich achter hoge schuttingen heeft verschanst ligt de Texaanse plaats Austin, wat weer aanleiding is voor even voorspelbare als ongefundeerde aanvallen op de Amerikaanse president. Het is soms op het lachwekkende af, bijvoorbeeld waar de aartsreactionaire Donkers Bush conservatisme verwijt.

Echt hilarisch wordt het als Donkers SXSW, een jaarlijks zakenfestival met muziek uit de slinkende niche waarin hij zich heeft opgesloten, uitroept tot zo ongeveer het culturele en creatieve hoogtepunt van het jaar, wat zacht gezegd nogal overdreven is. Iedere vorm of stijl van muziek heeft zijn interessante kanten, dus in Austin zal vast ook wel eens een leuk bandje spelen, maar Donkers vindt het allemaal fantastisch, en houdt de handen stevig op de oren zo gauw hij iets bespeurt wat niet binnen zijn egomane canon past. Van wereldmuziek wil hij vrijwel niet weten, jazz komt zijdelings voorbij, postpunk serveert hij in een bijzin af (waarbij hij The Fall – toch één van de meest relevante bands uit het genre – en de Simple Minds voor het gemak op één hoop gooit), reggae is ‘gedrens’ (in zijn top 100 aller tijden komt één elpee van Marley voor: op 99 staat het door Island volkomen kapotgeproduceerde en amper serieus te nemen album Catch A Fire), rap kan niet opstandig zijn omdat die alleen over ranzigheid en bitches gaat (blijkbaar nog nooit van Public Enemy gehoord) en elektronische muziek bestaat eenvoudigweg niet.

Een aantal stukken is door hun doorwrochtheid de moeite waard, voor de wat oudere muziekliefhebber dan, maar doublures, slordige fouten (de Sex Pistols zouden het nummer Holidays (sic) In Cambodia als single hebben uitgebracht) en al te apodictische en slecht of niet onderbouwde beweringen doen afbreuk aan die veronderstelde expertise.

No other

~

Het ongemakkelijke gevoel dat me al lezend beving kwam niet door smaakverschillen, want een aantal van de artiesten waar hij voor gaat staan hier uitgebreid in de platenkast, al vind ik No Other van Gene Clark wél een meesterwerk. Smaken verschillen. Het probleem is dat Donkers daar niet van wil weten. Hijzelf is de maat van alle dingen, de rest is niets.

Je moet Donkers wel nageven dat hij consequent is, net als de omroep waar hij vele jaren tot het meubilair behoorde. De VPRO maakt sinds zijn hoogtijdagen in de jaren zeventig een punt van de eigen Oost-Indische doofheid en mist uit principe alles wat in de moderne muziek relevant zou kunnen zijn, komt daar in een enkel geval jaren later en dus te laat met veel bombarie op terug en bewijst iedere dag weer de eigen overbodigheid. De mentaliteit van de vermeende allesweter, de petit bourgeois die niemand meer iets nieuws kan vertellen, verbindt de VPRO met het denken van Donkers, die achter de hermetisch gesloten gordijnen stug blijft volhouden dat alleen wat uit zijn eigen speakers klinkt er toe doet.

Buiten gaat het echte leven inmiddels gewoon verder, en dat is de grootste tragiek die uit deze bundel spreekt: was Donkers vroeger iemand naar wie de mensen die erbij wilden horen graag luisterden, nu doen zijn preken voor eigen parochie er vrijwel niet meer toe. We zien het allemaal met het plaatsvervangende schaamrood op de kaken aan. Oud worden we allemaal, maar niets is zo gênant als een oude lul die denkt dat hij – als enige – echt hip is.

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht