8WEEKLY

Veel te nette roering

Artikel:

.

Tom Puckey, M.T. with pistol (2008) (Aschenbach & Hofland  Galleries)
Tom Puckey, M.T. with pistol (2008) (Aschenbach & Hofland Galleries)

Een van de stokpaardjes waar directrice Anneke Oele prat op gaat is dat de beurs een aantal jaren geleden al groot genoeg was. De internationaal bescheiden status die Art Amsterdam geniet zou dan ook niet zozeer te wijten zijn aan de fysieke omvang van de beurs. Het aantal galerieën zou, zo kondigde Oele aan, niet verder toenemen, maar juist een inhoudelijke schifting binnen het aanbod van galeries was nodig. De beurs heeft zodoende al enige tijd een lijn ingezet gericht op internationalisering, want “de verregaande mondialisering, daar ontkomt ook de kunst niet aan,” aldus Oele.

Échte kunst

Hoewel Art Amsterdam niet groter wordt, een stuk ingewikkelder wordt ze wel. Met een ambitieus opgezet programma, waarin de beurs eigelijk steeds meer uitgroeit tot een kunstweek door heel Amsterdam, richt men zich niet alleen op de aanwezige stands van galerieën. Tevens zijn namelijk door de stad heen bij verschillende instituten presentaties te zien van kunstenaars die niet in alle gevallen op de beurs zelf vertegenwoordigd zijn. Dit project, het Tijdelijk Museum Amsterdam, loopt voor de derde keer parallel aan de beurs. Als aanvulling op het al langer bestaande aanbod van lezingen en interviews binnen de muren van de beurs biedt een extra catalogus hierover zelfs enige theoretische reflectie, met puntige, korte artikelen van ondermeer Nina Möntman en Oele zelf.

Artists Anonymous (RONMANDOS)
Artists Anonymous (RONMANDOS)

Met al deze omkleding, en de uitgesproken lof die de directrice tijdens haar openingswoord dit jaar uitte voor de achttien solopresentaties op de beurs, lijkt Art Amsterdam op zoek te zijn naar elementen uit niet-commerciële manifestaties als bijvoorbeeld de diverse biënnales. Komt het misschien doordat de commercie nog steeds een negatieve bijklank heeft in precies die hedendaagse kunstwereld waar Art Amsterdam haar pijlen op richt? Avant-gardistische kunst is bij uitstek de kunst die zijn neus ophaalt voor commercie, toch? Niet op beurzen, maar juist op biënnales zien we échte kunst, de kunst die voorop loopt, en dat is precies de rol die Art Amsterdam zichzelf wil aanmeten.

Stad in zwang

En daar begint de tweespalt. De beurs is er namelijk bij gratie van de galeries die hun kunstenaars willen vertegenwoordigen – galeries, echter, die met recht helemaal geen onderdeel uitmaken van het biënnalecircuit, en zich daarmee op een ander publiek richten en ander werk tonen. Vaak is de kunst in galeries behoudender, verkoopbaar en zonder al te scherpe randjes. Spannende dingen lijken op Art Amsterdam dan ook vooral in het zijprogramma mogelijk. Kunstinstellingen als W139, De Appel en De Ateliers zijn opgenomen als tijdelijk-museumlocaties en ook een groot deel van de galeries in de binnenstad gooit zijn deuren speciaal open. Typisch is dat juist het recalcitrante tegen-evenement De Kunstvlaai dit jaar zélf op Art Amsterdam vertegenwoordigd is. De Kunstvlaai, een parodie op de oorspronkelijke naam van Art Amsterdam, de KunstRAI, wordt traditiegetrouw door het Sandberginstituut op het Westergasfabriekterrein georganiseerd en veranderde in de loop der jaren eigenlijk al van vurige anti-beurs tot een respectabel op zichzelf staand evenement, met alle decadentie die dat met zich meebrengt. Hoewel De Kunstvlaai haar samenwerking en aanwezigheid op Art Amsterdam zelf waarschijnlijk als was het een wolf in schaapskleren zal verkopen, is het in wezen niet meer dan een zwak soort geïnstitutionaliseerde rebellie.

Stand Kunstvlaai
Stand Kunstvlaai

Met alle activiteiten die zich buiten de beurs zelf afspelen lijkt Oele bevangen te zijn van in ieder geval één karaktertrek van grote kunstmanifestaties als de Kasselse Documenta of de Biënnale van Venetië: het typisch beeld van de hele stad die in zwang is van de kunst. Met dien verstande dat deze eerstgenoemde festivals vaak maanden lopen terwijl de Nederlandse evenknie het met een krap weekje moet doen.

Nobel

Gezien de nadruk die Art Amsterdam telkens op deze samenwerking met de stad legt, is het ronduit opvallend te noemen dat uitgerekend het Rotterdamse museum Boijmans van Beuningen op de beurs vertegenwoordigd is. Het museum ontvouwt haar nieuwe bouwplannen aan de hand van een grootformaat maquette, opgesteld midden op de beursvloer. Directeur Sjarel Ex staat er hoogstpersoonlijk naast om de nodige toelichting te verschaffen. Maar had ook niet het Stedelijk Museum in Amsterdam grootste bouwplannen? Waarom staan zij hier dan niet vooraan? Vooral gezien de penibele situatie waar het Amsterdamse museum verkeert – over drie maanden dakloos en al jaren geen locatie waar haar collectie getoond kan worden – was een steuntje in de rug in de vorm van wat aandacht voor de nieuwbouw geen slecht idee geweest. Als maquette komt de badkuip van Benthem Crouwel misschien ook wel beter uit de verf. Natuurlijk, het heeft uiteindelijk te maken met de doelgroep. Het Boijmans is bezig haar faciliteiten op te krikken tot een volwaardig en toekomstbestendig museum 2.0. Het museum zal in het vervolg als dienstencentrum gaan optreden in de presentatie en de conservering van de collecties van vooral particuliere verzamelaars. En verzamelaars zijn deze week zeker te vinden in Amsterdam: ruim zestig van collectioneurs met hun families uitgenodigd deze week in Amsterdam door te brengen, geheel verzorgd natuurlijk, op kosten van de organisatie en de gemeente Amsterdam. Daarbij presenteert de beurs ook een verzamelonderdeel voor jongeren. Met Young and Collecting wordt ook het jonge publiek voorgelicht over de do’s and don’ts van het verzamelen van hedendaagse kunst.

Ottmar  Hörl, Broken Wings (2008) (Maisenbacher Art  Gallery, Trier)
Ottmar Hörl, Broken Wings (2008) (Maisenbacher Art Gallery, Trier)

Maar waar komen deze special guests en natuurlijk ook alle andere bezoekers dan voor? Uiteindelijk waarschijnlijk toch vaak voor de Nederlandse galeries, juist omdat deze – op enkele uitzonderingen na – zelf nauwelijks op buitenlandse beurzen figureren. Een kwart van de 125 galeries op de beurs komt van buiten Nederland, maar ze lijken soms ook slechts alleen daarom geselecteerd. De meesten tonen weinig bijzonders. Sommigen weten wél op te vallen. Zo toont het Amsterdamse Ronmandos een surreële installatie met een plas donkere vloeistof in een lage hoop zout, daarboven een bijna zwarte afbeelding, waarin na speuren toch een tafereel is te herkennen. Op de muur een donker behang met bloemmotief. Dit alles wordt aangelicht door een felle filmspot. Het zijn de dingen die je even doen stilstaan. Ook Maisenbacher Art Gallery uit Trier weet de aandacht te trekken, maar niet zozeer in haar presentatie zelf. De galerie koos een geëngageerde insteek en vroeg haar kunstenaars iets te doen met het thema ‘landmijnen’. Natuurlijk zou dan een deel van de opbrengst naar het goede doel gaan. Een nobel streven, maar als enige galerie met ‘een verhaal’ is het vooral ook een goede marketingzet. Gezien de torenhoge huur van de beursstands blijft werkelijk idealisme een buitensporige luxe.

Buitenbeentje

Opvallend is dat ook de Haagse kunstruimte Stroom met een stand aanwezig is. “Het gaat goed met de Haagse kunstenaars,” zo stelt Stroom-directeur Arno van Roosmalen enthousiast. Ter gelegenheid van deze constatering werd DH/ gelanceerd; een heus tijdschrift dat de Haagse kunstenaar bekendheid wil geven ook buiten de hofstad. De jaarlijkse Thieme-award voor jonge kunstenaars ging naar Zilvinas Landzbergas, vertegenwoordigd door het Amsterdamse Fons Welters. In zijn installaties is vaak een spel met licht te vinden met bijna Op-Art-achtige trekjes.

Zilvinas Landzbergas (Galerie Fons Welters)
Zilvinas Landzbergas (Galerie Fons Welters)

Art Amsterdam hangt verder vol met barokke schilderijen en er is zoals gebruikelijk veel fotografie – opvallend veel goede fotografie zelfs. Vooral Chinese kunstenaars zijn dit jaar bijzonder rijk vertegenwoordigd. Niet alleen presenteert Canvas International Art uit Amstelveen een speciale tentoonstelling, maar tevens duikt veel Chinees werk ook buiten deze stand op. De Belgische galeries zijn zoals vaker iets rauwer en het Parijse Polaris weet te verrassen met vreemde schilderijen van Simon Willems. Toch is over het geheel genomen de beurs een beetje mat. Het is lastig de werken te onderscheiden en onherroepelijk leidt zo’n grote verzameling kunst tot typologieën, maar zelfs met deze ongunstige factoren meegewogen is er echt niet veel bijzonders. De beurs moet dan ook uitkijken dat het zich met haar roep om internationalisering niet in de vingers snijdt. Het eigene van de Amsterdamse beurs dreigt te verwateren, terwijl het internationale karakter dat ze daarvoor in de plaats poogt te duwen van middelmatig niveau is. Door een van de velen te worden hoor je dan misschien bij de club, maar uiteindelijk is het excentriekere buitenbeentje toch echt interessanter.