Kunst / Achtergrond
special: interview Hib Anninga

Jonge beeldentuin nu al toonaangevend

.

~

Toen kunstliefhebber Anninga met de VUT ging verhuisde hij terug naar de ouderlijke boerderij bij Zwolle. Daar begon na enkele jaren iets in hem te broeien en langzamerhand ontstond de idee om op die locatie een beeldenpark te beginnen. Op 24 mei jongstleden werd alweer voor de vijfde maal het seizoen ingeluid, een lustrum dus. Dat werd opgeluisterd met de ingebruikname van de ‘Aaltje Snijdershal’, een binnenruimte die ook de mogelijkheid biedt om kleinere sculpturen te tonen. Niemand minder dan Rudi Fuchs kwam de opening verrichten.

Is het belangrijk voor u om zo’n grote naam als openingsspreker te hebben?

Ja, iemand als Fuchs komt natuurlijk niet zomaar een tentoonstelling openen, daar moet je wel wat tegenover stellen. Daarmee bedoel ik dat de locatie en de kunstwerken een interessante combinatie moeten vormen waar hij iets over kan zeggen, maar bovenal dat er kwaliteit aanwezig moet zijn. Wanneer je hem vraagt om te komen is dat indirect een toetsing voor je inspanningen. Dat hij vervolgens toezegt laat zien dat we hier op de goede weg zijn.

~

Fuchs bleek ook daadwerkelijk geïmponeerd. Hij roemde in zijn toespraak de opzet van het park en specifiek de plaatsing van de werken daarin. ‘Kunst in een witte ruimte kan makkelijker overleven dan kunst die in de natuur wordt geplaatst. Daar zijn heel andere kwaliteiten nodig om overeind te blijven.’ De vele kronkelingen, hoekjes en schaduwrijke plaatsen in het park, gaan volgens Fuchs op uitgebalanceerde wijze de dialoog aan met de kunstwerken, waarbij geen van beide de overhand krijgt. Hij zegt zelfs dat een dergelijke combinatie van kwalitatief hoogstaande kunstwerken en een natuurlijke omgeving elders in Nederland alleen te vinden is in het Kröller-Müller museum. Daarmee is zoveel gezegd als dat de Anningahof na vijf jaar al een toonaangevende positie in Nederland heeft weten te veroveren.

De toespraak van Fuchs bevatte nogal lovende woorden over de plaatsing van de werken.
Ja, dat is prettig om te horen. Ben Loerakker en ik besteden veel aandacht aan de plaatsing van de werken. Het inrichten doen wij veelal op intuïtie, de uitkomst staat dus niet van tevoren vast. Dat komt omdat wij altijd in de eerste plaats uitgaan van het beeld. Eerst selecteren we de werken die we graag willen laten zien en pas in een later stadium gaan we nadenken over wat we nu eigenlijk op welke plek willen of kunnen zetten. Omdat sommige beelden hier langer staan dan een jaar, kan het daarom zo zijn dat een beeld verhuist moet worden naar een andere locatie in het park. Het inrichten is dus bewerkelijk, maar de moeite loont zich omdat ook wij nog verrast worden. Een sculptuur kan in een andere context beter naar voren komen dan op zijn oorspronkelijke plek, daar kan ik van genieten. Het kan echter ook heel snel gaan. In de nieuwe binnenruimte bijvoorbeeld hebben we de hele inrichting in een paar uur gerealiseerd en die bleek wonderwel te werken, in één keer raak. Het is dan extra mooi als anderen dat ook zien.

Het inrichten gebeurt dus gevoelsmatig, hoe staat dat met de verdere invulling van het beeldenpark. Gebeurt dat ook vanuit intuïtie of ligt er een groter plan aan ten grondslag?
Net als het inrichten wordt ook de keuze voor de kunstenaars niet geleid door een vastomlijnd kader. Wij zien zelf veel en worden ook wel getipt. De uiteindelijke keuze wordt niet geleid door één stijl of mode, eerder gaan we uit van kwaliteit en diversiteit. Eigenlijk laten we hier zien wat Nederland momenteel in de breedte te bieden heeft op het gebied van (buiten-)sculptuur. Natuurlijk ontbreken daarin namen en zitten er persoonlijke voorkeuren in, dat is nu eenmaal de vrijheid die we hebben. Wel is het zo dat er vanaf dag één zeer bewust is ingezet op enkele grote namen. Want wanneer je aan het begin concessies doet op het vlak van kwaliteit, ben je jarenlang bezig om op dat punt een inhaalslag te maken. Die hoeft hier niet meer plaats te vinden, er stáát hier nu iets. De idee dat grote namen vanzelf spin-off gaan creëren, heeft hier altijd op de achtergrond gespeeld. Nu dat in de praktijk ook gerealiseerd is, kan er weer verder worden gedacht over volgende stappen.

Wat zouden dat voor stappen zijn? Heeft u daar al concrete ideeën over?
In eerste instantie vind ik het belangrijk dat datgene wat we tot nu toe hebben opgebouwd in stand wordt gehouden. Maar natuurlijk kijk ik verder, daar is de nieuwe binnenruimte het eerste voorbeeld van. Ook is er al eens met een aantal kunstenaars nagedacht om projecten te gaan doen met kunststudenten, om echt in een vroeg stadium een nieuwe lichting te tonen. En momenteel overweeg ik de mogelijkheid om buiten het seizoen, dus in de herfst- en wintermaanden, solo’s te organiseren van bekende kunstenaars in de binnenruimten. Dat kunnen overzichten worden, maar ook ruimtevullende installaties. De gebouwen lenen zich in ieder geval wel voor experimenten.

~

Tijdens het gesprek en de rondgang blijkt dat Anninga opereert vanuit zijn oorspronkelijke passie. Naast het plezier dat hij haalt uit zijn werkzaamheden speelt ambitie ook wel degelijk een rol. Passie en ambitie blijken vooralsnog prima ingrediënten voor een gezonde kunstmaaltijd. De vraag is waar het allemaal toe gaat leiden, misschien groeit de Anningahof wel uit tot het boegbeeld voor de Nederlandse beeldhouwkunst. Daar moet Anninga kort over nadenken, maar na een bescheiden lach komt het antwoord: ‘Ik denk inderdaad dat ik graag die rol zou vervullen.’